Wypke Jannette Walen

Opleiding
  • master of Fine Arts, Sandberg Instituut, 2007-2009
  • bachelor of Arts in Education, Academie voor Beeldende Vorming, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, 2000-2004

Werk
  • 2008-heden, docent Breitner Academie, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten
  • 2004-2014, museumdocent Foam

Ik groeide op in een huis met een boomgaard en een moestuin. Toen ik klein was leek die halve hectare grond oneindig - ik woonde in de grootste tuin van de wereld. Daar vond ik wormen en bomen, rotte appels, zwarte aarde, de geur van gras, mest en duizend plekken om te spelen. Nu ikzelf groot ben is de tuin tot zijn feitelijke formaat gekrompen. Maar iets van die kinderlijke verbinding tussen mijzelf en de omgeving is gebleven. Kafka noteerde in zijn dagboek een aforisme dat in mijn hoofd blijft rondzingen: ‘Het geluk te begrijpen dat de grond waarop je staat niet groter kan zijn dan de twee voeten die hem bedekken.’

Ik denk weleens dat ik het dagelijks behang van mijn leven fotografeer om het eindelijk eens goed te kunnen bekijken. In de huiselijkheid gaan allerlei wonderlijke scènes schuil die ik uit de bezigheden van alledag wil oplichten. Alleen al het kader van een foto maakt van de meest futiele gebeurtenis een voorstelling die het waard is om met je volle aandacht bij stil te staan.

Ik vind het fijn als je daarbij tegelijkertijd de gefotografeerde werkelijkheid en de constructie van de foto kan zien. Dat je het afgebeelde voor waargebeurd houdt en op hetzelfde moment ervaart dat het een maaksel is. Papier, projectie, filmnegatief: de grens van de foto mag meedoen in de vertoning. De ruimte rondom de foto is net zo aanwezig als de scène in de foto zelf. De opengelaten ruimte doet denken aan dat wat niet was vastgelegd en ingelijst: andere momenten, de rest, het hele leven. Daarmee zie je iets van het kijken zelf.

Het fotoboek is mijn habitat, een overdrachtelijke tuin met een kaft als omheining en een eigen orde. Het boek geeft een samenhang aan beelden die aanvankelijk onsamenhangend lijken. In het ritme van het bladeren, de hoeveelheid wit die de pagina’s nodig hebben en het uitzoeken van alle verschillende beeldcombinaties komt het beeldende verhaal tevoorschijn. Soms willen de afzonderlijke foto’s geen verhaal vertellen en blijft de witruimte ertussen een zwijgende leegte. Het luistert nauw: de beelden moeten op elkaar aansluiten en elkaar de ruimte laten, tot ze samen één geheel vormen. Tot dat moment bereikt is componeer ik door. Het is de grond waarop ik sta en de voeten die hem bedekken: de verbeelding het kind dat vervuld is van de ruimte om zich heen.

Voordat ik mijn intrek deed in het fotoboek, exposeerde ik in binnen- en buitenland. Naast het samenstellen van mijn eigen fotoboeken geef ik les aan de Breitner academie, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.